Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Alzo [20]ligt de mens neder, [21]en staat niet op; [22]totdat de hemelen niet meer zijn, zullen zij niet opwaken, noch uit hun slaap opgewekt worden. 20. Dat is, sterft; want de dood wordt hier vergeleken bij het nederliggen om te slapen; zie hiervan Deut.31:16. 21. Te weten, om in dit aardse en vergankelijke leven weder te komen. 22. Dat is, totdat de hemelen met een sterk gedruis zullen voorbij gaan, 2 Petr.3:10, en de eerste hemel en de eerste aarde vergaan, Openb.21:1; want de opstanding uit de doden zal dan eerst geschieden.